ECLI:NL:HR:2001:AD8314
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
20 november 2001
Strafkamer
nr. 0050-01-V
CJIB 29732609
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
naar aanleiding van het arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 15 juni 2001 op het hoger beroep van de beslissing van de Kantonrechter van 7 december 2000 betreffende:
[betrokkene], wonende te [woonplaats].
1. Het arrest van het Gerechtshof
Het Gerechtshof heeft de zaak in handen van de Hoge Raad gesteld.
2. Procesgang
2.1. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de Kantonrechter waarbij het door hem ingestelde beroep ongegrond is verklaard en de administratieve sanctie ten bedrage van f.180,- is gehandhaafd, hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden.
2.2. Het Hof heeft het beroepschrift alsmede de op de zaak betrekking hebbende stukken in handen van de Griffier van de Hoge Raad gesteld, na te hebben overwogen:
"De betrokkene heeft het hof verzocht om de onderhavige zaak, in navolging van de zaak met het registratienummer 00/00334, in handen te stellen van de griffier van de Hoge Raad der Nederlanden. Het hof begrijpt betrokkenes standpunt, gelet op hetgeen de betrokkene in die zaak heeft aangevoerd en gelet op hetgeen de betrokkene ter zitting heeft verklaard, aldus dat in de onderhavige zaak beroep in cassatie openstaat, dat het hof niet bevoegd is over het beroep te oordelen en dat het beroepschrift in cassatie daarom ter behandeling aan de Hoge Raad der Nederlanden moet worden gezonden.
Het hof zal daarom het beroepschrift, alsmede de op de zaak betrekking hebbende stukken, in handen stellen van de grifier van de Hoge Raad der Nederlanden."
3. Beoordeling van het beroep
3.1. De beslissing van de Kantonrechter is gegeven na 1 januari 2000, op welke datum in werking is getreden de Wet van 28 oktober 1999, Stb. 1999, 469 waarbij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) is gewijzigd.
Die wijziging houdt voorzover hier van belang in dat tegen een beslissing van de kantonrechter geen cassatieberoep meer open staat, doch ingevolge het nieuwe art. 14 WAHV hoger beroep, tenzij de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing niet meer bedraagt dan ƒ 150,-.
3.2. Art. III, eerste lid, van genoemde Wet van 28 oktober 1999, Stb. 469, luidt:
"Voor de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen tegen een uitspraak van de kantonrechter die voor of op de dag van inwerkingtreding van deze wet is gedaan, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing."
Ten aanzien van beslissingen van de Kantonrechter die na 1 januari 2000 zijn gegeven geldt derhalve de nieuwe
regeling. De bij de beslissing van de Kantonrechter van 7 december 2000 gehandhaafde administratieve sanctie bedraagt f.180,-.
3.3. Uit het voorgaande volgt vooreerst dat in deze zaak de nieuwe rechtsmiddelenregeling van toepassing is en dat dus tegen de beslissing van de Kantonrechter geen beroep in cassatie heeft opengestaan. Verder stond, gelet op de hoogte van de sanctie, wel hoger beroep open bij het Gerechtshof te Leeuwarden.
Zulks was ook aan de voet van de beslissing van de Kantonrechter vermeld en de betrokkene heeft dan ook geen beroep in cassatie ingesteld (waarin hij niet-ontvankelijk zou zijn verklaard), maar hoger beroep bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dat hoger beroep zal dus moeten worden behandeld.
3.4. De omstandigheid dat de betrokkene op het standpunt staat dat beroep in cassatie openstaat, dat het Hof niet bevoegd is over de zaak te oordelen en dat het beroepschrift daarom ter behandeling aan de Hoge Raad moet worden gezonden, doet aan het voorgaande niet af.
3.5. Het vorenoverwogene brengt mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
Stelt het beroepschrift alsmede de stukken van het geding in handen van de Griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden ter verdere behandeling van het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp en F.H. Koster, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 13 november 2001.