Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2001:AD5358

Arrest

ECLI:NL:HR:2001:AD535830 november 2001

Arrest inhoud

30 november 2001

Eerste Kamer

Nr. C01/094HR

AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiser], wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

advocaat: mr. R.P. Dielbandhoesing,

t e g e n

[Verweerder], wonende [te woonplaats], Nederlandse Antillen,

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

1. Het geding in cassatie

Bij dagvaarding van 27 november 2000 heeft eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - aangezegd dat hij beroep in cassatie instelt tegen het op 29 augustus 2000 onder nummer H-146/2000 tussen partijen uitgesproken vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en [verweerder] gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 6 april 2001. [Eiser] heeft de zaak op de rol van die zitting doen inschrijven.

[Verweerder] is niet verschenen. [Eiser] heeft gevraagd tegen [verweerder] verstek te verlenen.

Nadat de Advocaat-Generaal een desbetreffende conclusie had genomen, heeft de Rolraadsheer de zaak aangehouden voor het overleggen van een in art. 5 lid 3 van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba bedoelde akte door [eiser].

Nadat [eiser] bovengenoemde akte had overgelegd, heeft de Advocaat-Generaal L. Strikwerda schriftelijk geconclu-deerd tot nietigverklaring van het exploit van dagvaarding en tot weigering van het tegen [verweerder] gevraagde verstek.

De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 25 oktober 2001 op die conclusie gereageerd.

2. Beoordeling van het verzoek tot verstekverlening

2.1 Uit art. 5 lid 2 van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba blijkt dat in een geval als het onderhavige, betrekking hebbende op een bij de Hoge Raad in te stellen beroep in cassatie van een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba in een burgerlijke zaak, het desbetreffende exploit van dagvaarding door een deurwaarder bij dat Hof moet worden gedaan en dat bovendien dit exploit moet worden uitgebracht op de wijze als is voorgeschreven in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de Nederlandse Antillen en Aruba.

2.2 De onderhavige dagvaarding in cassatie is echter uitgebracht door een deurwaarder bij de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, terwijl bovendien bij het uitbrengen van die dagvaarding de voorschriften van genoemd Wetboek niet in acht zijn genomen.

2.3 Onder deze omstandigheden behoort ingevolge art. 92 lid 2 van genoemd Wetboek het tegen de niet verschenen [verweerder] gevraagde verstek te worden geweigerd en het exploit van de onderhavige dagvaarding te worden nietig verklaard.

3. Beslissing

De Hoge Raad:

weigert het gevraagde verstek;

verklaart het exploit van de dagvaarding in cassatie nietig.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 30 november 2001.