Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1997:ZD0716 - Hoge Raad - 19 mei 1997

Arrest

ECLI:NL:HR:1997:ZD071619 mei 1997

Arrest inhoud

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen de beslissing van de Kantonrechter te Amsterdam van 18 augustus 1995 betreffende:

[betrokkene], wonende te [woonplaats].

De Kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard.

De beslissing van de Kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de Kantonrechter beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.1. Bij inleidende beschikking is aan de betrokkene een administratieve sanctie opgelegd van ƒ 50,- ter zake van ‘’stilstaan op een kruispunt’’ met een voertuig gekentekend [kenteken], feitcode R396A, verricht op 15 december 1994 te Amsterdam met als plaatsaanduiding: Victorieplein/Deltastraat.

3.2. De desbetreffende gedraging is een overtreding van het voorschrift, gesteld bij art. 23, eerste lid onder a, RVV 1990.

Die bepaling luidt voor zover te dezen van belang:

‘’De bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan a) op een kruispunt (...)’’

Ingevolge art. 1, eerste lid aanhef en onder t, van het RVV 1990 wordt in dat Reglement onder kruispunt verstaan:

‘’kruising of splitsing van wegen’’.

3.3. De Nota van Toelichting op het RVV 1990 houdt ten aanzien van art. 23 in: ‘’Artikel 23 bevat slechts een verbod stil te staan voor die gevallen waar dat uit een oogpunt van verkeersveiligheid of doorstroming absoluut noodzakelijk is en waar dit niet reeds uit de algemene bepaling in de WVW voortvloeit of waar dit beter door middel van een verkeersteken kan worden bereikt’’ (Stb. 1990, 459, blz. 105).

3.4. Nu de Kantonrechter in de bestreden beslissing klaarblijkelijk van de juistheid van de door de betrokkene overgelegde situatietekening is uitgegaan, is zijn oordeel dat het voertuig van de betrokkene voor een deel op de kruising Victorieplein/Deltastraat stilstond, dus op het weggedeelte dat aan die wegen gemeenschappelijk is, in het licht van het gevoerde verweer en de ter adstructie daarvan overgelegde tekening, niet begrijpelijk.

Deze zich bij de stukken bevindende situatietekening behelst een plattegrond van het kruispunt Victorieplein en de haaks daarop staande Deltastraat, waarop een auto gekentekend [kenteken] schetsmatig is aangeduid, staande in het verlengde van een aantal andere geparkeerde auto's langs een zijde van het Victorieplein ter hoogte van de hoek met de Deltastraat.

3.5. De Kantonrechter heeft met zijn oordeel dat de gedraging is verricht, geen inzicht gegeven in zijn gedachtegang.

Indien hij heeft geoordeeld dat ingeval van een kruising of splitsing van wegen de ‘’afrondingen van de hoeken’’ — waarmee de Kantonrechter kennelijk het oog heeft de rond de hoeken gelegen weggedeelten — steeds tot het kruisingsvlak, te weten het weggedeelte dat aan die wegen gemeenschappelijk is, moeten worden gerekend, heeft hij miskend dat die opvatting in zijn algemeenheid niet als juist kan worden aanvaard. De vraag of een weggedeelte tot het kruisingsvlak behoort dient aan de hand van de strekking van art. 23 RVV 1990 te worden beantwoord en kan verschillen al naar gelang de ligging van de desbetreffende kruising of splitsing van wegen.

Indien de Kantonrechter daaraan evenwel niet heeft voorbijgezien, dan is zijn oordeel dat de gedraging is verricht, in het licht van het aangevoerde en de ter adstructie daarvan overgelegde situatietekening niet begrijpelijk, aangezien zonder nadere motivering, welke in de bestreden beslissing ontbreekt, niet valt in te zien dat het weggedeelte waarop de desbetreffende auto is aangegeven tot het kruisingsvlak moet worden gerekend. De bestreden beslissing lijdt dus aan een motiveringsgebrek, zodat zij niet in stand kan blijven en terugwijzing moet volgen.

Opmerking verdient dat na terugwijzing het de Kantonrechter vrijstaat te onderzoeken of de omschrijving van de geconstateerde gedraging dient te worden gewijzigd, waarbij in het onderhavige geval valt te denken aan overtreding van het voorschrift gesteld bij art. 24, eerste lid, aanhef en onder a RVV 1990.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar het Kantongerecht te Amsterdam ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest.

Dit arrest is gewezen door de vice-president Haak als voorzitter, en de raadsheren Koster en Schipper, in bijzijn van de waarnemend-griffier Van de Griend, en uitgesproken op 20 mei 1997.