Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1994:AJ6127 - Hoge Raad - 14 maart 1994

Arrest

ECLI:NL:HR:1994:AJ612714 maart 1994

Genoemde wetsartikelen

Arrest inhoud

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen de beschikking van de Kantonrechter te ’s-Gravenhage van 2 augustus 1993 betreffende:

[betrokkene], wonende te [woonplaats].

De betrokkene heeft tegen de beschikking van de Kantonrechter beroep in cassatie ingesteld.

De Advocaat-Generaal Meijers heeft geconcludeerd dat de beslissing van de Kantonrechter moet worden vernietigd en dat terugwijzing van de zaak moet volgen.

3.1.1. Naar luid van art. 26 WAHV kan degene aan wie een in deze wet geregelde administratieve sanctie is opgelegd binnen de aldaar genoemde termijn beroep in cassatie instellen tegen de beschikking van de kantonrechter waarbij op het verzet tegen de tenuitvoerlegging van een uitgevaardigd dwangbevel is beslist. Eveneens volgens art. 26 WAHV is eerstbedoelde slechts ontvankelijk in zijn cassatieberoep na voorafgaande zekerheidstelling van het nog verschuldigde bedrag en van al de kosten ter griffie van het kantongerecht dat de beschikking heeft gegeven. Voor het overige regelt noch de WAHV noch een andere wet iets ten aanzien van het cassatieberoep als hier bedoeld.

3.1.2. Redelijke toepassing van de hiervoren weergegeven bepalingen brengt mee dat aan een betrokkene, die niet tegelijk met het instellen van cassatieberoep zekerheid als evenbedoeld heeft gesteld, een termijn wordt gegund om te voldoen aan de verplichting om op wettelijk voorgeschreven wijze — derhalve ter griffie van het kantongerecht — zekerheid te stellen, alvorens de Hoge Raad bij het niet gesteld zijn van zekerheid ertoe overgaat de betrokkene in zijn cassatieberoep op die grond niet-ontvankelijk te verklaren.

3.1.3. De betrokkene dient daartoe aan de griffie van het kantongerecht te verzoeken hem op te geven tot welk (door de griffie aan de hand van de persoonsgegevens van de betrokkene, het op de zaak betrekking hebbende CJIB-nummer, het aan de betrokkene betekende dwangbevel en het exploit van betekening vast te stellen) bedrag hij zekerheid moet stellen, en dit bedrag aldaar te betalen. Voor zover de griffie daarover niet beschikt dient de betrokkene ter griffie die gegevens mede te delen en die documenten te tonen.

3.2. Te dezen is de Hoge Raad niet gebleken dat zekerheid is gesteld en wordt er daarom van uitgegaan dat dit niet is geschied. Derhalve is het vorenoverwogene hier van toepassing. De Hoge Raad geeft de betrokkene gelegenheid om alsnog zekerheid te stellen binnen dertig dagen na de datum van de uitspraak van deze beslissing, bij gebreke waarvan het cassatieberoep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

De Hoge Raad:

Stelt [betrokkene] in de gelegenheid om binnen dertig dagen na onderstaande datum zekerheid te stellen ter griffie van het Kantongerecht te 's-Gravenhage op de hiervoren onder 3.1.3 voorgeschreven wijze.

Houdt iedere verdere uitspraak aan.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president Haak als voorzitter, en de raadsheren Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp en Koster, in bijzijn van de griffier Sillevis Smitt-Mülder in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 1994.