Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1984:AG4808

Arrest

ECLI:NL:HR:1984:AG480811 mei 1984Deze uitspraak is in 3 latere zaken aangehaald

Genoemde wetsartikelen

Arrest inhoud

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[eiseres],

wondende te [woonplaats],

EISERES tot cassatie,

advocaat: Mr. H.J. Snijders,

PD - HR 9/12/1982,

t e g e n

VERWEERDERS in cassatie,

Advocaat: Mr. K.G.W. van Oven.

Eiseres tot cassatie - [eiseres] - heeft bij exploot van 23 mei 1980 [verweerders] gedagvaard voor de Rechtbank te Arnhem en gevorderd dat [verweerders] gezamenlijk en ieder voor zich zullen worden veroordeeld tot het vergoeden van de schade, door [eiseres] geleden door buiten haar om het aan haar gerelateerde woonhuis aan de [a-straat 1] te [plaats] aan een derde te verkopen en in eigendom over te dragen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

Nadat [verweerders] tegen die vordering verweer hadden gevoerd, heeft de Rechtbank bij tussenvonnis van 16 april 1981 een comparitie van partijen gelast tot het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een vereniging.

Tegen dit vonnis hebben [verweerders] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem.

Bij arrest van 29 juni 1982 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank vernietigd en de vordering alsnog afgewezen.

Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.

Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

[verweerders] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen bepleit door hun advocaten.

De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.

3.2 Het bovenstaande brengt, in verband met ’s Hofs vaststelling dat bij gebreke van enige overschrijving in de registers geen levering van het onderhavige recht van gebruik en bewoning heeft plaatsgevonden, mee dat het legaat nog moet worden nagekomen. Dit in aanmerking genomen, kan het beroep op wanprestatie dat in eerste aanleg door [eiseres] is gedaan, niet anders worden opgevat dan als mede omvattend een beroep op wanprestatie ter zake van de verbintenis tot nakoming van het legaat. Ook het derde middel treft derhalve in zoverre doel.

3.3 Uit het bovenstaande volgt dat ’s Hofs arrest niet in stand kan blijven en dat de middelen voor het overige geen bespreking behoeven. Uit het voorgaande vloeit voort dat de eerste appelgrief slaagt. ’s Hofs oordeel met betrekking tot de overige appelgrieven bouwen voort op zijn hiervoor onder 1 onjuist bevonden uitgangspunt; na verwijzing zullen deze grieven in dit licht dus opnieuw moeten worden bezien.

De Hoge Raad:

vernietigt het bestreden arrest;

verwijst de zaak naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;

veroordeelt [verweerders] in de kosten van het geding in cassatie tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op f. 2.443,05 waarvan te betalen

Dit arrest is gewezen door de vice-president Drion als voorzitter en de raadsheren Snijders, Martens, Bloembergen en Boekman, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president Ras op 11 mei 1984.