Terug naar bibliotheek
Gerechtshof 's-Hertogenbosch

ECLI:NL:GHSHE:2023:4307 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 3 november 2023

Arrest

ECLI:NL:GHSHE:2023:43073 november 2023

Arrest inhoud

Parketnummer : 20-000677-23
Uitspraak : 3 november 2023
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats te 's-Hertogenbosch, van 28 februari 2023 met parketnummer 01-296389-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen of maatregelen met parketnummers 02-228373-20, 02-048124-21, 02-800620-16 en 02-210202-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
zonder bekende woon - of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is: - het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezenverklaard en gekwalificeerd als: - de verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek van voorarrest en ten aanzien van feit 3 schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De rechtbank heeft voorts de tenuitvoerlegging gelast van de onder parketnummer 02-228373-20 opgelegde voorwaardelijke maatregel, te weten plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren en de vorderingen tot tenuitvoerlegging onder parketnummers 02-210202-20, 02-048124-21 en 02-800620-16 afgewezen.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep voor wat betreft het tenlastegelegde onder 3 en het vonnis waarvan beroep voor het overige zal bevestigen.
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Daarnaast is - met betrekking tot de vorderingen tot tenuitvoerlegging - het hof verzocht deze af te wijzen, de proeftijd in de zaak met parketnummer 02-228373-20 te verlengen; subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de beslissing van de rechtbank van het onder 3 tenlastegelegde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 404, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen overtredingen waarbij met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel is opgelegd. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02-800620-16. Het hof zal in zoverre opnieuw rechtdoen.
Aan de opgesomde toepasselijke wettelijke voorschriften voegt het hof artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toe.
In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd ter zake van de aard en de omvang van de opgelegde sanctie en ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging ziet het hof geen grond om te komen tot een andere beslissing dan de rechtbank.
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02-800620-16
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft op 16 oktober 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke opgelegde maatregel, te weten plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren, opgelegd bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 november 2017 met parketnummer 02-800620-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof kan op basis van het dossier niet vaststellen dat de vordering van de officier van justitie d.d. 16 oktober 2022 binnen de periode van drie maanden na het verstrijken van de proeftijd, die is aangevangen op 12 december 2017, is ingediend. Het hof kan evenmin vaststellen of binnen de hiervoor genoemde periode de zogenoemde wet USB in werking is getreden. Het hof houdt het er daarom voor, in het voordeel van de verdachte, dat de vordering niet tijdig is ingediend. Het openbaar ministerie zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering tot ten uitvoerlegging met parketnummer 02-800620-16 en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02-800620-16;
bevestigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 3 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.