Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Den Haag
ECLI:NL:GHDHA:2024:2881 - Gerechtshof Den Haag - 18 april 2024
Arrest
ECLI:NL:GHDHA:2024:2881•18 april 2024
Arrest inhoud
Rolnummer: 22-001703-23
Parketnummer: 10-216075-21
Datum uitspraak: 18 april 2024
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 26 mei 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
adres: [woonadres] ,
[woonplaats] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 15 januari 2020 tot en met 15 juli 2020, te Rotterdam en/of Hoogvliet Rotterdam en/of Barendrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen
van één of meerdere voorwerpen, te weten één of meerdere geldbedrag(en) (van ongeveer in totaal 13.912,67 euro), - de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of - heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of - heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of - gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meerdere onbekend gebleven personen, op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 januari 2020 tot en met 15 juli 2020, te Rotterdam en/of Hoogvliet Rotterdam en/of Barendrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen, te weten één of meerdere geldbedrag(en) (van ongeveer in totaal 13.912,67 euro), - de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of - heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of - heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of - gebruik heeft gemaakt
terwijl onbekend gebleven personen wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp (die één of meerdere geldbedrag(en)) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte,
in of omstreeks de periode van 15 januari tot en met 15 juli 2020 te Rotterdam en/of Hoogvliet Rotterdam en/of Barendrecht, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft verdachte zijn telefoon (en/of bijhorende vergrendelcode) ter beschikking gesteld aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of
één of meerdere onbekend gebleven personen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meerdere onbekend gebleven personen, op verschillende tijdstippen in of omstreeks de
periode van 15 januari 2020 tot en met 15 juli 2020, te Rotterdam en/of Hoogvliet Rotterdam en/of Barendrecht,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen, te weten één of meerdere geldbedrag(en) (van ongeveer in totaal 13.912,67 euro), - de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heefthebbenverborgen en/of heefthebbenverhuld en/of - heefthebbenverborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of - heefthebbenverworven en/of voorhanden heefthebbengehad en/of heefthebben overgedragen en/of heefthebbenomgezet en/of - gebruik heefthebbengemaakt
terwijl onbekend gebleven personenzijwisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp (die één of meerdere geldbedrag(en)) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waswarenuit enig misdrijf,
bij en/oftot het plegen van welk misdrijf verdachte,
in of omstreeks de periode van 15 januari tot en met 15
*op 14*juli 2020 te Rotterdam en/of Hoogvliet Rotterdam en/of Barendrecht, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft verdachte zijn telefoon (en/of bijhorende vergrendelcode) ter beschikking gesteld aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]en/of [medeverdachte 3] en/of
één of meerdere onbekend gebleven personen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal - en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 14 juli 2020, samen met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en een onbekende vierde man, in een auto naar het centrum van Rotterdam, in de buurt van het casino is gereden. De verdachte heeft zijn telefoon toen aan [medeverdachte 2] gegeven, die handelingen met de telefoon van de verdachte heeft verricht.
Achteraf is uit onderzoek gebleken dat een van de slachtoffers van zogenaamde Vriend-In-Nood-fraude (VIN-fraude), aangeefster [benadeelde partij 1] , die dag om 14:17 uur € 1.998,84 op een [bankrekening] had gestort en dat de telefoon van de verdachte zeven minuten daarna aan diezelfde [bankrekening] werd gekoppeld. Het kan niet anders dan dat dat koppelen de handeling is geweest die [medeverdachte 2] met de telefoon van de verdachte heeft verricht. De verdachte heeft verklaard dat hij hierover geen vragen heeft gesteld aan [medeverdachte 2] , en heeft ook niet gevraagd waarom er nu opeens met zijn telefoon in het Casino gepind moest worden.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte door zijn telefoon ter beschikking te stellen aan de [medeverdachte 2] , zich laten gebruiken om crimineel geld wit te wassen. De verdachte had moeten vermoeden dat het niet in de haak was wat er met zijn telefoon gebeurde. Door desondanks zonder vragen te stellen zijn telefoon beschikbaar te stellen, heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn rekening gebruikt zou worden voor criminele doeleinden en derhalve heeft hij zich als medeplichtige schuldig gemaakt aan witwassen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan/tot witwassen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als medeplichtige zijn telefoon aan een ander ter beschikking gesteld en daardoor criminele activiteiten, te weten witwassen, gefaciliteerd. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Daarnaast werkt het faciliterend voor veelal ander strafbaar handelen. Zo ook in dit geval. Zonder mensen als de verdachte die hun telefoon beschikbaar stellen om geld van een bankrekening af te halen, kunnen de daders van VIN-fraude niet (ongezien) bij de geldbedragen komen die ze daarmee opstrijken. Daarmee levert de verdachte als medeplichtige ook een bijdrage aan kwalijke feiten zoals VIN-fraude, waarvan de slachtoffers veel last hebben.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 4 mei 2023 waarin is geadviseerd om aan de verdachte een voorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Het hof is van oordeel dat een geheel voorwaardelijke werkstraf onvoldoende recht doet aan de ernst van het gepleegde feit. Het hof acht daarom, alles afwegende, oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf in de vorm van een taakstraf voor de duur van 20 uren, passend en geboden.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 3.742,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 445,47 aan proceskosten.
In hoger beroep is deze vordering gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft – met het oog op de gevorderde bevestiging - geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Met betrekking tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag overweegt het hof dat niet is komen vast te staan dat de gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De schade die benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft geleden, heeft zij geleden toen zij op 13 juli 2020 slachtoffer werd van VIN-fraude. De verdachte kan echter slechts gelinkt worden aan het bedrag dat op 14 juli 2020 door [benadeelde partij 1] op de rekening is gestort en kort daarna direct met de telefoon van de verdachte van de rekening is afgehaald. Om die reden kan de schade van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet op de verdachte worden verhaald. De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 3.398,84, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van een gedeelte van de vordering tot een bedrag van € 1.998,84, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 1.998,84 aan materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Net als bij de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 2] is overwogen, geldt voor het andere door benadeelde partij [benadeelde partij 1] gevorderde bedrag dat de verdachte daaraan niet kan worden gekoppeld, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in dat deel van de vordering tot schadevergoeding.
Gelet op de (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.998,84 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] .
Het hof zal de vervangende gijzeling bepalen op nul (0) dagen. Het hof houdt daarbij rekening met de landelijke afspraken die hieromtrent zijn gemaakt ten aanzien van jeugdzaken en ziet geen aanleiding om in deze zaak van die afspraken af te wijken.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 3]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 4.497,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft – gelet op de gevorderde bevestiging - geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat de gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De schade die de benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft geleden, heeft zij geleden toen zij op 15 juli 2020 slachtoffer werd van VIN-fraude. Net als bij de benadeelde partij [benadeelde partij 2] geldt dat de verdachte niet aan deze schade kan worden gelinkt, zodat deze schade ook niet op de verdachte kan worden verhaald.
De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 48, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen jeugddetentie.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst hoofdelijk toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.998,84 (duizend negenhonderdachtennegentig euro en vierentachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.998,84 (duizend negenhonderdachtennegentig euro en vierentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of (een van) zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 juli 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. O.E.M. Leinarts,
mr. H.C. Wiersinga en mr. J.A.M. Jansen, in bijzijn van de griffier mr. A.M. Grasman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 april 2024.