Arrest inhoud

Rolnummer: 22-003630-22
Parketnummers: 10-213919-22 en 10-242920-22
Datum uitspraak: 5 juni 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 8 december 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
BRP-adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte en door de benadeelde partij naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder parketnummers 10-213919-22 en 10-242920-22 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, met aftrek van voorarrest, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden, kort gezegd, een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan ambulante behandeling en de inspanningsverplichting om dagbesteding te vinden. Daarnaast is een beslissing genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-213919-22:
hij op of omstreeks 23 augustus 2022 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een aardappelschilmesje in een plas ketchup, althans in een rode (vloei)stof, voor de voordeur van die [slachtoffer 1] te leggen;
Zaak met parketnummer 10-242920-22 (gevoegd):
hij op of omstreeks 23 september 2022 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, in elk geval een ruit van een personenauto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-213919-22 en in de zaak met parketnummer 10-242920-22 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 10-213919-22:
hij op of omstreeks 23 augustus 2022 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een aardappelschilmesje in een plas ketchup, althans in een rode (vloei)stof, voor de voordeur van die [slachtoffer 1] te leggen;
Zaak met parketnummer 10-242920-22 (gevoegd):
hij op of omstreeks 23 september 2022 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, in elk geval een ruit van een personenauto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 10-213919-22 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het in de zaak met parketnummer 10-242920-22 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn toenmalige buurvrouw [slachtoffer 1] door een aardappelschilmesje in een plas ketchup voor haar voordeur neer te leggen. Dit tegen de achtergrond dat de verdachte wist dat de aangeefster een (psychisch) kwetsbare persoon was die zichzelf mutileerde en hij de dag tevoren tegen haar had gezegd dat zij haar polsen moest doorsnijden en dat zij daarbij haar hoofdader moest doorsnijden. Het voorval is zeer beangstigend geweest voor de aangeefster. Zij heeft zich bedreigd gevoeld, is hiervoor in therapie gegaan en voelde zich uiteindelijk zelfs genoodzaakt om te verhuizen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het vernielen van de autoruit van de auto van [slachtoffer 2], destijds zijn buurman. Nadat hij een houten bank van zijn balkon had gegooid, heeft hij met stukken hout van de bank tegen de autoruit geslagen, waarbij de ruit volledig vernield is en de auto beschadigd is geraakt. Mede door dit voorval heeft ook [slachtoffer 2] besloten te verhuizen.
De verdachte heeft op geen enkele manier inzicht getoond in de laakbaarheid van zijn handelen. Hij staat niet open voor hulp en begeleiding van de reclassering, waarvan hij de medewerkers ter terechtzitting "vieze honden" noemt.
Ter terechtzitting is bovendien gebleken dat er nog steeds klachten zijn van buren, waarvoor dikwijls de politie wordt ingeschakeld. Het hof acht het voorgaande zorgwekkend en ziet zich, gelet op het grote belang van het voorkomen van recidive, genoodzaakt een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Een deels voorwaardelijke taakstraf, zoals door de politierechter opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd, acht het hof daartoe onvoldoende en doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het opleggen van bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd en door de politierechter toegewezen, niet zinvol is, vanwege de eerdergenoemde houding van de verdachte ten opzichte van de reclassering.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het strafbare feit is veroordeeld voor het overtreden van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof zal dit niet ten nadele van de verdachte laten meewegen bij de strafoplegging.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vorderingen tot schadevergoeding

[slachtoffer 1]

In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 10-213919-22 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 597,20 bestaande uit € 500,00 aan immateriële schade en € 97,20 aan materiële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 347,20, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet gemotiveerd betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 10-213919-22 bewezenverklaarde. Dit deel van de vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 aanhef onder b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting in de persoon op andere wijze. Van aantasting in de persoon 'op andere wijze' is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde heeft traumabehandelingen gevolgd nadat zij last kreeg van herbelevingen en dissociatie. Het hof is derhalve van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 10-213919-22 bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 597,20 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

[slachtoffer 2]

In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer
10-242920-22 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 3.563,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 10-242920-22 bewezenverklaarde. De vordering is onderbouwd met stukken en daartegen is onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd namens de verdachte. Dat de vastgestelde schade niet volledig is hersteld, doet aan de omvang van de schade niet af. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 3.563,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-213919-22 en in de zaak met parketnummer 10-242920-22 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-213919-22 en in de zaak met parketnummer 10-242920-22 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-213919-22 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 597,20 (vijfhonderdzevenennegentig euro en twintig cent) bestaande uit € 97,20 (zevenennegentig euro en twintig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-213919-22 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 597,20 (vijfhonderdzevenennegentig euro en twintig cent) bestaande uit € 97,20 (zevenennegentig euro en twintig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 11 (elf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 23 augustus 2022.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-242920-22 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 3.563,00 (drieduizend vijfhonderddrieënzestig euro) bestaande uit € 3.563,00 (drieduizend vijfhonderddrieënzestig euro) materiële schade en €,00 (nul euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-242920-22 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.563,00 (drieduizend vijfhonderddrieënzestig euro) bestaande uit € 3.563,00 (drieduizend vijfhonderddrieënzestig euro) materiële schade en €,00 (nul euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 45 (vijfenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 23 september 2022.
Dit arrest is gewezen door mr. M.A.J. van de Kar,
mr. G.C. Haverkate en mr. J.A.M. Jansen, in bijzijn van de griffier mr. C. Rietdijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 juni 2024.
Mr. G.C. Haverkate is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.