ECLI:NL:GHDHA:2023:2993 - Gerechtshof Den Haag - 13 april 2023
Arrest
Arrest inhoud
Rolnummer: 22-001549-22
Parketnummers: 09-127060-22 en 09-112711-22 (TUL)
Datum uitspraak: 13 april 2023
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 31 mei 2022 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd [verblijfplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van voorarrest. Over de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling is beslist zoals omschreven in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair: hij op of omstreeks 21 mei 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met kracht die [slachtoffer] in het gezicht heeft gestompt/geslagen en/of die [slachtoffer] tegen/in/op het lichaam heeft geschopt/getrapt, terwijl hij op de grond gelegen was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:hij op of omstreeks 21 mei 2022 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] in het gezicht te stompen/slaan en/of in/op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen, terwijl die [slachtoffer] op de grond gelegen was.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 21 mei 2022 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] in het gezicht te stompen/slaan en/of in/op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen, terwijl die [slachtoffer] op de grond gelegen was.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting heeft de raadsman overeenkomstig zijn pleitnota aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, doordat de aangever hem meermalen geduwd en geslagen heeft.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat de verdachte geconfronteerd werd met een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door aangever. Immers, om te voorkomen dat de verdachte gebruik zou maken van het openbare toilet, heeft de aangever hem aangesproken, meermalen geduwd en ten slotte geslagen. Daarop heeft de verdachte echter gereageerd met een – naar het oordeel van het hof – disproportionele handeling door aangever een keiharde vuistslag tegen het hoofd te geven. Het hof merkt in dat kader op dat de aangever na de klap door de verdachte bewusteloos is geraakt en, zo is gebleken uit het dossier, pas 45 minuten later in de ambulance is ontwaakt. Voorts is uit het dossier gebleken dat de knokkels van de hand waarmee de verdachte heeft geslagen, bebloed waren. Deze omstandigheden maken dat het hof van oordeel is dat de klap door de verdachte buitenproportioneel krachtig is geweest.
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de gekozen gedragingen van de verdachte – als verdedigingsmiddel – in onredelijke verhouding staan tot de ernst van de aanranding. Aan de verdachte komt daarom geen beroep op noodweer toe. Het verweer wordt verworpen.
Nadere overweging ter zake het voorwaardelijke verzoek
Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep verzocht – indien het hof het verdachte verweten schoppen bewezen acht – de camerabeelden in het dossier te voegen, dan wel de verbalisant die de camerabeelden heeft uitgekeken en geverbaliseerd, te horen.
Nu het hof verdachte van dit schoppen heeft vrijgesproken is dit verzoek niet meer aan de orde en behoeft dan ook geen verdere bespreking.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft de aangever, terwijl hij in zijn functie als beveiliger aan het werk was, op de bewezen verklaarde wijze mishandeld. Hierdoor heeft hij hem nodeloos pijn en letsel bezorgd. De aangever is zijn herinneringen aan het feit grotendeels kwijt door een zogeheten black-out en had na het feit pijn aan zijn kaak, schouder en achterhoofd.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder feiten met een geweldscomponent. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 9 mei 2022 onder parketnummer 09-112711-22 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf gevorderd dat die vordering wordt afgewezen.
Naar het oordeel van het hof komt de vordering niet voor toewijzing in aanmerking. De proeftijd van de desbetreffende voorwaardelijke veroordeling is immers pas ingegaan ná het onderhavige bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 24 mei 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 9 mei 2022, parketnummer 09-112711-22, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 weken.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. H.C. Wiersinga en mr. J.H. Crijns, in bijzijn van de griffier mr. K. Roos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 april 2023.
Mr. N. Schaar en mr. J.H. Crijns zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.