Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Den Haag

ECLI:NL:GHDHA:2023:2974 - Gerechtshof Den Haag - 14 november 2023

Arrest

ECLI:NL:GHDHA:2023:297414 november 2023

Arrest inhoud

Rolnummer: 22-000365-23

Parketnummers: 10-124018-22 en 10-200196-22

Datum uitspraak: 14 november 2023

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 januari 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1939, [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte van het bij parketnummer 10-124018-22 (hierna: dagvaarding I) primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het bij parketnummer 10-200196-22 (hierna dagvaarding II) onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voor de leesbaarheid van het arrest zal het hof de feiten die vermeld zijn op dagvaardingen I en II doornummeren.

Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:

Dagvaarding I

  1. primairhij in of omstreeks de periode van 6 mei 2022 tot en met 7 mei 2022 te Rotterdam, meermalen door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het stevig vastpakken en/of op het bed duwen, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], te weten
  • het zoenen van die [slachtoffer 1] en/of

  • ( vervolgens) de borsten en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer 1] te betasten en/of vast te pakken en/of te grijpen en/of aan te raken en/of

  • ( vervolgens) zijn geslachtsdeel vast te laten pakken door die [slachtoffer 1] en/of

  • ( vervolgens) zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen en/of houden en/of te bewegen;

  1. subsidiairhij in of omstreeks de periode van 6 mei 2022 tot en met 7 mei 2022 te Rotterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het stevig vastpakken en/of op het bed duwen [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
  • het zoenen van die [slachtoffer 1] en/of

  • ( vervolgens) de borsten en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer 1] te betasten en/of vast te pakken en/of te grijpen en/of aan te raken en/of

  • ( vervolgens) zijn geslachtsdeel vast te laten pakken door die [slachtoffer 1];

2.hij op of omstreeks 7 mei 2022 te Rotterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het stevig vastpakken en/of op het bed duwen [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten

  • het zoenen van die [slachtoffer 1] en/of

  • ( vervolgens) de borsten en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer 1] te betasten en/of vast te pakken en/of te grijpen en/of aan te raken en/of

  • ( vervolgens) zijn geslachtsdeel vast te laten pakken door die [slachtoffer 1];

Dagvaarding II

3.hij in of omstreeks de periode van 6 april 2022 tot en met 7 april 2022 te Rotterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het vastpakken en/of tegenhouden en/of de weg blokkeren [slachtoffer 2]heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten

  • het zoenen van die [slachtoffer 2]en/of

  • ( vervolgens) de borsten van die [slachtoffer 2]te betasten en/of vast te pakken en/of te grijpen en/of te knijpen en/of aan te raken;

4.hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 te Rotterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het vastpakken en/of tegenhouden en/of de weg blokkeren [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten de borsten van die [slachtoffer 3] te betasten en/of vast te pakken en/of te grijpen en/of te knijpen en/of aan te raken.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het bij dagvaarding I onder 1 primair en 2 en bij dagvaarding II onder 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder oplegging van dadelijk uitvoerbaar te verklaren bijzondere voorwaarden in de vorm van reclasseringscontact, ambulante behandeling en een contact- en locatieverbod.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Vrijspraak dagvaarding I onder 1 primair

Naar het oordeel van het hof bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot het oordeel te kunnen komen dat daadwerkelijk sprake is geweest van een verkrachting zoals tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair en 2 en bij dagvaarding II onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

Dagvaarding I

  1. subsidiairhij op of omstreeks 6 mei 2022 te Rotterdam,

door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het stevig vastpakken, en/of op het bed duwen [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten

  • het zoenen van die [slachtoffer 1] en/of

  • (vervolgens)de borsten en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer 1] te betasten en/of vast te pakken en/of te grijpen

  • (vervolgens) zijn geslachtsdeel vast te laten pakken door die [slachtoffer 1];

2.hij op of omstreeks 7 mei 2022 te Rotterdam,

door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het stevig vastpakken en/of op het bed duwen [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten

  • het zoenen van die [slachtoffer 1] en/of

  • (vervolgens)de borsten en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer 1] te betasten en/of vast te pakken en/of te grijpen

  • (vervolgens) zijn geslachtsdeel vast te laten pakken door die [slachtoffer 1];

Dagvaarding II

3.hij opin of omstreeks de periode van 6 april 2022 tot en met 7 april 2022 te Rotterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het vastpakken en/of tegenhouden en/of de weg blokkeren [slachtoffer 2]heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten

  • het zoenen van die [slachtoffer 2]en/of

  • (vervolgens) de borsten van die [slachtoffer 2]te betasten en/of vast te pakken en/of te grijpen en/of te knijpen en/of aan te raken;

4.hij inop of omstreeks de periode van 12 junijanuari 2019 tot en met 31 december 2020 te Rotterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het vastpakken en/of tegenhouden en/of de weg blokkeren [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van een of meerontuchtige handelingen, te weten de borsten van die [slachtoffer 3] te betasten en/of vast te pakken en/of te grijpen en/of te knijpen en/of aan te raken;.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Nadere bewijsoverweging

Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs (in de vorm van zogenaamd schakelbewijs) onder omstandigheden is toegelaten, waarbij opmerking verdient dat de andere feiten waarop de geschakelde bewijsmiddelen betrekking hebben ook wettig en overtuigend bewezen dienen te worden. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte. De (gelijksoortige) context waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld mag betrokken worden bij de vraag of sprake is van een overeenkomstige modus operandi.

De verdachte wordt beschuldigd van het aanranden van drie hoogbejaarde slachtoffers. Bij alle drie de slachtoffers valt een herkenbaar en gelijksoortig patroon vast te stellen alsmede een gelijksoortige context waarbinnen de aanranding heeft plaatsgevonden. De verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]vertonen daarmee op essentiële onderdelen ondersteunende overeenkomsten. Alle slachtoffers zijn immers hoogbejaarde vrouwen waarmee de verdachte - een medebewoner van het wooncomplex waar ook de slachtoffers woonden - contact heeft gelegd door het doen van boodschappen of het verrichten van klusjes. De verdachte heeft zich in alle drie de gevallen in een vergelijkbare context, te weten in de besloten setting van de woning, op vergelijkbare wijze aan de slachtoffers opgedrongen door hen onverhoeds bij hun borsten te grijpen. Er is dan ook sprake van een zodanige overeenkomende modus operandi dat de verschillende aangiftes onderling als steunbewijs redengevend zijn voor de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.

Conclusie

De verklaringen van aangeefsters [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]vinden, mede door gebruikmaking van schakelbewijs, voldoende steun in andere bewijsmiddelen in het dossier, zodat voldaan is aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof acht de feiten bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, 2 en bij dagvaarding II onder 3 en 4 van de in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde levert telkens op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Ernst van de feiten

De verdachte heeft tot viermaal toe hoogbejaarde vrouwen aangerand, dit gebeurde in hun eigen woning en één maal in de woning van de verdachte zelf. De slachtoffers bevonden zich door hun gevorderde leeftijd en/of zwakke fysieke conditie in een kwetsbare situatie. Zij hebben zich niet kunnen onttrekken aan de onverhoedse en ongewenste toenaderingen van de verdachte, die door aangeefster [slachtoffer 1] als groot en sterk is omschreven en door aangeefster en door aangeefster [slachtoffer 2]als erg groot en dik. Door dit handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van deze vrouwen.

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft het hof acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.

Het hof ziet geen noodzaak om daarnaast een locatie- dan wel contactverbod op te leggen. De verdachte woont thans op een andere locatie. Bovendien is het voorwaardelijk opgelegde strafdeel naar het oordeel van het hof een voldoende waarborg voor de aangeefsters dat de verdachte hen niet opnieuw zal lastigvallen.

Het strafblad van de verdachte

Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in het recente verleden niet is veroordeeld.

De persoon van de verdachte

Omtrent de persoon van de verdachte is een Pro Justitia rapport opgemaakt d.d. 31 oktober 2022. Op basis van zijn onderzoek constateert de psycholoog een lichte stoornis in het gebruik van alcohol. Het is niet vast te stellen of de verdachte onder invloed was van alcohol tijdens de hem ten laste gelegde feiten. In het algemeen noch vanuit een stoornis beredeneerd is een duidelijk delictscenario vast te stellen. De psycholoog onthoudt zich daarom van een advies ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico, en kan daarom ook geen aanbevelingen doen om een eventueel gevaar voor recidive te beperken.

Psychiater Van Dam heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 november 2022. Op basis van zijn onderzoek heeft de psychiater bij de verdachte geen stoornis, handicap of aandoening bij de verdachte kunnen vaststellen. Er kan dan ook geen advies worden gegeven over de mate waarin de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Ook kan geen goede inschatting gemaakt worden van het recidiverisico, zodat de psychiater zich onthoudt van verdere aanbevelingen voor interventies om herhaling van soortgelijke feiten te voorkomen.

Reclassering Nederland heeft een adviesrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 december 2022 en ter terechtzitting in eerste aanleg nader toegelicht door de deskundige [naam], werkzaam als reclasseringsmedewerker. Hoewel ook de reclassering geen onderbouwde inschatting kan maken van het recidiverisico, adviseert zij in haar rapport een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling voor nadere diagnostiek en zo nodig ambulante behandeling, een alcoholverbod, meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een contactverbod en een locatieverbod ten aanzien van de meldsters van seksueel grensoverschrijdend gedrag door de verdachte.

Tot slot is er op 16 augustus 2023 een nieuwe Pro Justitie rapportage opgemaakt en heeft Reclassering Nederland op 30 augustus 2023 een reclasseringsadvies opgesteld. Beiden zijn opgemaakt in een nog lopende strafzaak tegen de verdachte.

Het hof heeft acht geslagen op voornoemde rapporten.

De op te leggen straf

Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur - waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest een passende en geboden reactie vormt.

Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 3]

In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.000,-.

Nu de benadeelde partij haar vordering in hoger beroep niet langer heeft gehandhaafd is deze vordering slechts aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 250,-.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.

De benadeelde partij is slachtoffer geworden van een zedendelict en spreekt in haar schriftelijk ingediende vordering tot schadevergoeding van een traumatische gebeurtenis. Echter wordt de vordering niet nader onderbouwd, door naar voren te brengen dat er sprake is van psychisch letsel. Aldus kan het hof niet vaststellen of er sprake is van schade als gevolg van een aantasting in de persoon die voor vergoeding in aanmerking komt. Onder deze omstandigheden zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering nu deze onvoldoende onderbouwd is.

Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak bij dagvaarding I onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair en 2 en bij dagvaarding II onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Dit arrest is gewezen door mr. H.M.D. de Jong, mr. G. Knobbout en mr. O.M. Harms, in bijzijn van de griffier mr. C.M. Jellema.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 november 2023.

mr. C.M. Jellema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.