ECLI:NL:GHAMS:2024:2652 - Gerechtshof Amsterdam - 23 juli 2024
Arrest
Arrest inhoud
rolbeslissing
GERECHTSHOF AMSTERDAM
sector handelsrecht
zaaknummer : 200.339.869/01 roldatum : 23 juli 2024
inzake
STICHTING MASSASCHADE EN CONSUMENT, gevestigd te Amsterdam, appellante, advocaat mr. L.C.M. Berger te Amsterdam,
tegen
de rechtspersonen naar buitenlands recht
1. TIKTOK TECHNOLOGY LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
2**. TIKTOK INFORMATION TECHNOLOGIES UK LIMITED,**
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
3. TIKTOK INC.,
gevestigd te Culver City, Californië, Verenigde Staten van Amerika,
4. TIKTOK PTE. LIMITED,
gevestigd te Singapore,
5. BYTEDANCE LTD.,
gevestigd te Grand Cayman, Kaaimaneilanden,
6. TIKTOK LTD,
gevestigd te Grand Cayman, Kaaimaneilanden, geïntimeerden, advocaat mr. G.H. Potjewijd te Amsterdam,
8. BEIJING BYTEDANCE TECHNOLOGY CO. LTD., beiden gevestigd te Beijing, China, geïntimeerden, niet verschenen.
Appellante wordt SMC genoemd, geïntimeerden 1 tot en met 6 Tiktok c.s. en geïntimeerden 7 en 8 ‘de andere geïntimeerden’.
1 Motivering
1.1 De dagvaarding is met toepassing van artikel 55 Rv aan de andere geïntimeerden betekend in het buitenland. De daarop betrekking hebbende stukken ontbreken. SMC zal die stukken alsnog bij akte in het geding moeten brengen.
1.2 SMC heeft haar appeldagvaarding (tijdig) in het WAMCA-register doen inschrijven en ingediend bij het hof. Dat strookt met de kennelijke strekking van het voorschrift om de inleidende dagvaarding in dat register in te schrijven.
1.3 SMC heeft onverplicht de in art. 1018c lid 1 Rv voorgeschreven informatie vermeld in haar dagvaarding in hoger beroep.
1.4 De in art. 1081c lid 3 Rv bedoelde termijn behoeft in dit geval niet in acht te worden genomen omdat deze is bedoeld om andere belangenorganisaties de gelegenheid te geven ook een collectieve vordering over dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen in te stellen. Daarvan kan in hoger beroep geen sprake meer zijn.
1.5 Deze zaak wordt gevoegd met de zaken 200.339.845/01 en 200.339.905/01. Gelet op het bepaalde in art. 1018d lid 3 Rv worden de hierna te nemen processtukken (inclusief producties) in deze drie gevoegde zaken geacht te zijn genomen in alle drie de zaken.
1.6 Indien en voor zover partijen (delen van) hun processtukken onderling afstemmen waardoor deze (op onderdelen) gelijkluidend zijn, dienen zij inzichtelijk te maken wat de afgestemde gelijkluidende delen zijn en wat specifiek naar voren wordt gebracht met betrekking tot een bepaalde partij.
1.7 Overeenkomstig het verzoek van SMC zal de zaak naar de rol van 30 juli 2024 worden verwezen voor memorie van grieven.
2 Beslissing
De rolraadsheer
Deze beslissing is gegeven door mr. L. Alwin, rolraadsheer, op 23 juli 2024.
Rolraadsheer