Terug naar bibliotheek
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2024:492 - Centrale Raad van Beroep - 27 februari 2024

Uitspraak

ECLI:NL:CRVB:2024:49227 februari 2024Deze uitspraak is in 1 latere zaken aangehaald

Uitspraak inhoud

23/2014 ANW-PV

Datum uitspraak: 28 februari 2024

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2023, 22/2064 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [adres] , [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

Zitting heeft: A. Hogenboom, als lid van de enkelvoudige kamer

Griffier: R.R. Olde Engberink

Ter zitting van 28 februari 2024 is appelante niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1. Appellante is gehuwd geweest met [echtgenoot] die op [overlijdensdatum] 2016 in [woonplaats] is overleden. Op dat moment ontving de echtgenoot van appellante een AOW-pensioen.[1] De aanvraag van appellante om een nabestaandenuitkering op grond van de ANW[2] is afgewezen met een besluit van 26 oktober 2016 omdat haar echtgenoot op de dag van overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Vastgesteld is dat de echtgenoot op de datum van zijn overlijden niet in Nederland woonachtig of werkzaam was en dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de ANW. Ook was hij niet verzekerd volgens de Marokkaanse sociale wetgeving. Appellante heeft hiertegen bezwaar en beroep ingesteld. Met de uitspraak op verzet door de rechtbank Amsterdam van 9 april 2018[3] is het besluit in rechte komen vast te staan.

1.2. In april 2019 heeft appellante de Svb gevraagd het besluit van 26 oktober 2016 te herzien. Dat verzoek is door de Svb afgewezen met een besluit van 27 mei 2019, dat in bezwaar en beroep in stand is gebleven.

1.3. Met een brief van 30 oktober 2020, door de Svb ontvangen op 19 januari 2021, heeft appellante de Svb nogmaals gevraagd het besluit van 26 oktober 2016 te herzien. Met een besluit van 13 april 2021 heeft de Svb dat verzoek afgewezen en de afwijzing na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 2 maart 2022 (bestreden besluit). Hieraan heeft de Svb ten grondslag gelegd – onder verwijzing naar artikel 4:6 van de Awb[4] – dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd en dat niet is gebleken van een onmiskenbaar onjuist besluit.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

Het standpunt van appellante

3. Appellante is het met die uitspraak niet eens. Zij voert aan dat haar een ANW-uitkering moet worden toegekend omdat zij zich in een slechte financiële situatie bevindt. Haar overleden echtgenoot is in Nederland in loondienst werkzaam geweest en heeft daarna een AOW-pensioen ontvangen.

Het oordeel van de Raad

4.1. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit, waarbij de Svb opnieuw heeft geweigerd om terug te komen van het besluit van 26 oktober 2016, in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

4.2. Daarvoor is het volgende redengevend. Het juridische kader dat ziet op een herzieningsverzoek ten aanzien van een duuraanspraak vereist onderscheid tussen het verleden en de toekomst.[5] Voor het deel dat op de toekomst ziet, geldt dat de Svb met juistheid heeft geconcludeerd dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor toekenning van die uitkering. De echtgenoot van appellante was niet verzekerd voor de ANW ten tijde van zijn overlijden. Hij was niet in Nederland werkzaam, geen ingezetene en de periode van nawerking op grond van 13, vierde lid, ANW is ruim verstreken. Hij was ook niet verzekerd op grond van de Marokkaanse wettelijke regeling en appellante ontleent daarom geen recht op een nabestaandenuitkering krachtens het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko. Daarnaast was hij niet vrijwillig verzekerd.

4.3. Er is dus geen reden om het besluit van de Svb voor wat betreft de toekomst onjuist te houden. Daaruit volgt dat, voor wat betreft het verleden, er ook geen reden is om dit besluit als onmiskenbaar onjuist te beschouwen. Ook ziet de Raad geen (andere) redenen waarom de afwijzing van de herhaalde aanvraag evident onredelijk zou zijn.

Conclusie en gevolgen

5.1. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Svb om appellante in aanmerking te brengen voor een nabestaandenuitkering in stand blijft.

5.2. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

Waarvan proces-verbaal.

De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer

(getekend) R.R. Olde Engberink (getekend) A. Hoogenboom

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag ) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:6 van de Awb

1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.

2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

Algemene nabestaandenwet

Artikel 1, aanhef en onder d van de ANW In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

d. nabestaande: de echtgenoot van degene, die op de dag van overlijden verzekerd is op grond van deze wet.

Artikel 6 van de ANW Ingezetene in de zin van deze wet is degene die in Nederland woont.

Artikel 7, eerste lid, van de ANW.

1. Waar iemand woont en waar een lichaam is gevestigd, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de ANW

1. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene,

a. ingezetene is.

b. geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.

Algemene ouderdomswet.

Algemene nabestaandenwet.

Zaaknummer AMS 17/800 V.

Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak van de Raad van 6 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2338.


Voetnoten

Algemene ouderdomswet.

Algemene nabestaandenwet.

Zaaknummer AMS 17/800 V.

Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak van de Raad van 6 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2338.