ECLI:NL:CRVB:2024:287 - Centrale Raad van Beroep - 11 februari 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
23/456 AOW
Datum uitspraak: 12 februari 2024
Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 december 2022, 22/2982 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag of de Svb het ouderdomspensioen van appellant terecht met terugwerkende kracht heeft herzien naar de norm voor een gehuwde en het teveel verstrekte pensioen over deze periode terecht heeft teruggevorderd. De Raad beantwoordt deze vragen bevestigend.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.J.M. de Leest, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 11 januari 2024. Voor appellant is verschenen mr. De Leest, samen met de zoon van appellant, S. Omoussa. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Schuurman.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1. Appellant ontving vanaf juli 2012 een ouderdomspensioen met toeslag op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Na het overlijden van de partner van appellant, ontving hij vanaf 1 december 2020 een ouderdomspensioen naar de norm voor een ongehuwde.
1.3. Op 30 november 2021 heeft de Svb een systeemmelding ontvangen dat appellant op 29 juni 2021 is gehuwd in Marokko.
1.4. Bij besluit van 9 december 2021 heeft de Svb het ouderdomspensioen van appellant met ingang van juli 2021 herzien naar de norm voor een gehuwde en het teveel verstrekte pensioen over de periode van juli 2021 tot en met november 2021 teruggevorderd tot een bedrag van € 1.811,60.
1.5. Met een besluit van 12 mei 2022 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 9 december 2021 ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. Met de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Volgens appellant had de Svb op grond van zijn beleid van herziening met terugwerkende kracht moeten afzien. Hij stelt al zijn verplichtingen te zijn nagekomen en dat het voor hem niet redelijkerwijs duidelijk was dat hij zijn huwelijk in Marokko binnen vier weken had moeten melden bij de Svb. Dit komt doordat de communicatie vanuit de Svb niet aansluit bij zijn kennis en mogelijkheden. Hij wijst daarbij op zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal. Ook is hij niet digitaal vaardig. Verder voert appellant aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de herziening en terugvordering van het ouderdomspensioen van appellant, in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1. De beroepsgrond van appellant dat de Svb op grond van zijn beleid van herziening met terugwerkende kracht had moeten afzien, slaagt niet. Uitgangspunt van dit beleid is dat de Svb niet met volledige terugwerkende kracht tot herziening of intrekking over gaat als de betrokkene al zijn verplichtingen is nagekomen en hij verder niet heeft kunnen begrijpen dat de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag werd verleend.
4.2. De beroepsgrond van appellant dat er dingende redenen zijn om van terugvordering af te zien slaagt evenmin. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat appellant niet duidelijk heeft gemaakt dat er sprake is van dringende redenen op grond waarvan de Svb geheel of gedeeltelijk van terugvordering kon afzien.
Conclusie en gevolgen
4.3. Het hoger beroep slaag dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de herziening en terugvordering van het ouderdomspensioen in stand blijft. 5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen als voorzitter en M.L. Noort en A. Hoogenboom als leden, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2024.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke regels
Artikel 17a van de AOW
1. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van ouderdomspensioen en terzake van weigering van ouderdomspensioen, herziet de Sociale verzekeringsbank een dergelijk besluit of trekt zij dat in:
a.indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 15, tweede lid, of 49, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van ouderdomspensioen; b.indien anderszins het ouderdomspensioen ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend; c.indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 15, tweede lid, of 49, ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op ouderdomspensioen bestaat.
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.
Artikel 49 van de AOW
De pensioengerechtigde, zijn echtgenoot, alsmede zijn wettelijke vertegenwoordiger of de instelling waaraan ingevolge artikel 20 ouderdomspensioen wordt uitbetaald, zijn verplicht aan de Sociale verzekeringsbank op haar verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering of op het bedrag van de uitkering, dat wordt betaald. De verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door de Sociale verzekeringsbank kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Beleidsregel SB1078
(…) De SVB gaat niet tot herziening met volledig terugwerkende kracht over als de uitkeringsgerechtigde al zijn verplichtingen is nagekomen, en hij voorts niet heeft kunnen begrijpen dat de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag werd verleend. In een dergelijk geval wordt de uitkering in beginsel zonder terugwerkende kracht herzien. (…)
SB1078.