ECLI:NL:CBB:2024:607 - College van Beroep voor het bedrijfsleven - 22 augustus 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
proces-verbaal uitspraak
Zaaknummer: 24/565
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 augustus 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
en
(gemachtigden: mr. H.G.M. Wammes en mr. Z. Turk).
Procesverloop
Met het besluit van 18 juni 2024 heeft de minister aan [naam 1] een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren in samenhang met artikel 1.6 van het Besluit houders van dieren (Bhd) bij het houden van een ara (vogel). Met de last onder dwangsom heeft de minister aan [naam 1] de volgende verplichtingen opgelegd.
[naam 1] heeft tegen de last onder dwangsom bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: [naam 1] en de gemachtigden van de minister.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
-
schorst de last onder dwangsom tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist;
-
draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan [naam 1] te vergoeden.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2 De voorzieningenrechter volgt niet het betoog van [naam 1] dat de toezichthouders de woning van [naam 1] zonder zijn toestemming hebben betreden en dat het bewijs voor de overtreding onrechtmatig verzameld is. Uit het toezichtrapport blijkt dat de toezichthouders het dek van het (woon)schip hebben betreden, maar niet het woongedeelte. Van een inbreuk op het huisrecht is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.
3.1 De minister heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het buitenverblijf van de ara te klein is. De minister heeft in dit verband onder meer gewezen op de normen die zijn opgenomen in de specifieke houderijrichtlijn van de Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers (houderijrichtlijn). [naam 1] heeft weliswaar een verklaring van [naam 2] , werkzaam als paraveterinair, in het geding gebracht waarin zij stelt dat de ara voldoende ruimte heeft, maar de voorzieningenrechter acht deze verklaring niet overtuigend. In deze verklaring wordt namelijk niet toegelicht waarom de kooi groot genoeg is en bovendien heeft zij de ara en de kooi niet zelf gezien.
3.2 De voorzieningenrechter stelt vast dat uit het toezichtrapport niet blijkt dat de ara heeft geleden of dat letsel is toegebracht. Dat de ara volgens de toezichthouders tijdens de controle zat te rillen is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van lijden vanwege het verblijf in een te kleine kooi. Van belang is ook dat [naam 1] heeft gesteld dat de vogel meestal naar binnen kan waar hij meer ruimte heeft. De minister heeft daarmee niet aangetoond dat [naam 1] artikel 1.6, eerste lid, van het Bhd heeft overtreden. Bovendien is de opgelegde maatregel onvoldoende concreet, omdat deze niet meer dan een herhaling is van het doelvoorschrift van artikel 1.6, eerste lid, van het Bhd.
4 De minister heeft onvoldoende onderbouwd dat een ara in alle gevallen beschermd dient te worden tegen regen. De houderijrichtlijn biedt hiervoor ook geen grondslag. Deze noemt wel kou en tocht waar de ara tegen moet worden beschermd, maar niet regen. Bovendien gaat de opgelegde maatregel verder dan noodzakelijk is om de gestelde overtreding te beëindigen. Dat daarvoor nodig is dat het binnenverblijf altijd toegankelijk is voor de vogel, staat niet vast.
5 De voorzieningenrechter verwacht dat de last onder dwangsom in de bezwaarprocedure niet onverkort in stand zal blijven. De vervolgvraag is of het belang van [naam 1] bij toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening dermate zwaarwegend is dat dit dient te prevaleren boven het met de (onverkorte) uitvoering van de last onder dwangsom te dienen belang. Bij die afweging betrekt de voorzieningenrechter het volgende. De minister heeft momenteel weinig belang bij het in stand laten van de last. Het belang van [naam 1] weegt in dit geval zwaarder.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, in aanwezigheid van mr. E. van Kampen, griffier*.*De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2024.
W.J.A.M. van Brussel E. van Kampen
Bijlage
Wet dieren
Artikel 2.2 Houden van dieren (…)
8. Het is houders van dieren verboden aan deze dieren de nodige verzorging te onthouden.
Besluit houders van dieren
Artikel 1.6 Houden van dieren